Het oude regime

De Franse Revolutie begon omdat veel mensen in Frankrijk boos en ontevreden waren over hoe het land werd bestuurd. De koning, Lodewijk XVI, had veel schulden van eerdere koningen geërfd en gaf zelf ook nog veel geld uit. Zijn vrouw, Marie-Antoinette, kreeg ook kritiek, omdat mensen vonden dat zij te luxe leefde en te veel geld verspilde.

Frankrijk was toen verdeeld in drie groepen, die "standen" werden genoemd.

De eerste stand was de geestelijkheid, zoals priesters. Zij hoefden bijna geen belasting te betalen.

De tweede stand was de adel, mensen met titels zoals graven en hertogen. Ook zij betaalden weinig belasting.

De derde stand was de rest van het volk: gewone mensen zoals boeren, maar ook rijke burgers, dokters en leraren. Zij moesten juist veel belasting betalen, terwijl ze vaak niet rijk waren.

Vooral de mensen van de derde stand vonden dit heel oneerlijk. Ze werkten het hardst, betaalden het meest, maar hadden niks te zeggen over hoe het land werd bestuurd. Zelfs slimme en rijke burgers kregen geen belangrijke banen, omdat ze niet van adel waren.

Boeren hadden het extra zwaar. Soms moesten ze wel de helft van hun oogst als belasting afgeven. Ook was er een speciale belasting op zout, de gabelle, die veel mensen heel vervelend vonden.

Omdat de koning geld tekortkwam, riep hij de Staten-Generaal bij elkaar. Dat was een grote vergadering met mensen uit alle drie de standen. Voor die vergadering mochten mensen hun klachten opschrijven in speciale boekjes. Die boekjes heetten Cahiers des Doléances. Veel mensen klaagden over de oneerlijke belastingen en wilden dat er iets zou veranderen.

De spanning in het land werd steeds groter. Steeds meer mensen waren boos over de ongelijke regels. Niet lang daarna begon de Franse Revolutie.